In
het midden en noorden van het land werden op steeds meer locaties Kleinst Waterhoen ontdekt, vooral in het noorden leek het volledig uit de hand te
lopen. In de middag van dinsdag 19 juni waren Joost van Bruggen en ik heen en weer aan het sms-en om op rallenexcursie naar het noorden te gaan.
Eerst naar de Wieden, waar een Klein waterhoen riep, en daarna naar het Drentse De Onlanden, een polder net onder Groningen, waar volgens berichten 'tientallen' Kleinst waterhoentjes zouden zijn neergestreken. Om de reiskosten te kunnen drukken had Joost twee collega’s van hem mee gevraagd. Allerlei moeilijke afwegingen later zorgden er voor dat de hele avondtrip niet doorging. Uit lichtelijke frustratie, en nu we toch vanavond tijd hebben, besluiten Joost en ik rond Arnhem
geschikte gebieden voor leuke ralletjes te gaan afschuimen.
Het was een heerlijke warme dag, overgaand in een zwoele avond. Zo'n atmosfeer met een onbestemde spanning dat er iets staat te gebeuren, je weet alleen niet uit welke hoek. Rond een uur of tien 's avonds laten we Klarendal achter ons, en ook de
Meinerswijk ten zuiden van Arnhem laten we na beraad links liggen: een eerder bezoek leerde dat hier de potentiële rallengebiedjes (bijna) droog waren gevallen. Onze kostbare tijd op deze avond steken we liever in gebieden met betere kanskaarten. We koersen dan ook gelijk door naar het braakliggende bouwterrein dat ten westen en noorden van de nieuwbouwwijk Schuytgraaf in Arnhem-zuid ligt. Bij een bezoek 31 mei trof ik hier zo'n interessant rallenhabitat, dat zelfs mijn voorspelling naar vrienden hier wel een bijzondere ral te zien verschijnen alleen de vraag 'wanneer' kent. Eerst banjeren we door heuphoge ruigtes langs een brede sloot ten westen van station Arnhem-Zuid. Op z’n tijd en met beleid spelen
we geluid af van Porseleinhoen en Kleinst waterhoen. Dit levert niet de gewenste reacties op, slechts een Waterhoen en zingende Kleine karekieten. Zo'n tweehonderd meter noordelijker wordt bij een poel het zachte, rustgevende monotone 'prrrp prrrrp prrrrp' van enkele Rugstreeppadden al rap opgeslokt door de weinige wind. Water vindt z'n weg door de gaten in mijn schoenen na een vergeefse poging de zachte klei rond de poel te willen omzeilen. Al struinend, en soppend, kammen we het gebied ten noorden van de Minervasingel uit, en komen zo op een breed zandpad dat vanaf de Minervasingel naar het noorden ligt.
Door toeval, of was het een vooruitziendheid, weet ik hoe een en ander hier in elkaar steekt: vanmiddag struinden m'n vriendin en ik hier heerlijk doelloos door de velden en het kooibos. In het donker bedenken we een route. Iets naar het noorden ligt een dieper water met rietkragen, westelijker ligt een houten vlonderbrug over een moerassig gebied met lage pitrusvegetatie (foto links van 31 mei). Dat lijkt ons wel een aardige plek om te luisteren naar Porseleinhoen, of misschien zelfs een Kleinst Waterhoen. Lichtelijk ploeterend banen we door het mulle zand die kant op in een nu vrijwel geheel stille nacht. Dan. Rond kwart over
één. rechts van ons, niet ver weg. Een ralachtig
‘kwek kwek kwek’. Of eigenlijk doet 'een mooi, lief 'qwuek qwuek qwuek' meer recht aan de klank. Vol ongeloof, de haren op mijn arm bevriezen in een nanoseconde recht omhoog, kijken Joost en ik elkaar aan. Tientallen keren thuis dit geluid afgedraaid, nog ouderwets vanaf een bandje. Die lieve klank, die snelheid gecombineerd met het wat twijfelachtige. Alsof hij niet altijd zijn zin afmaakt. En dan ineens die volle, lange afzwakkende uithaler! Dit is géén Waterral die de bekende, enigszins op het waterhoen lijkende 'pitfall'roep laat horen. Nee, écht, er kwekt verdomme een Klein Waterhoen vlak voor ons!!! Bekend met de situatie door het recente bezoek overdag, weet ik dat aan het water een zandplaat van een paar vierkante meter is. Door de hoge ruigte banen we ons een weg er naar toe en luisteren vanaf de plaat met ingehouden adem naar de levensecht roepende Klein Waterhoen in de rietkraag enkele tientallen meters voor ons.
Compleet flabbergasted van gekkigheid is mijn nuchterheid een eind gaan fietsen, ik weet even niet meer hoe me te gedragen. Heb zin om keihard te schreeuwen, weet dat dat nu het minst verstandige is en slik alle energie in, zowat imploderend. Joost is er gelukkig rustiger onder, en maakt met zijn telefoon enkele geluidopnamen. Hij klinkt ver weg, maar het staat er op! Na een kwartier nemen we geruisloos weer afstand en keren terug naar het brede zandpad. Hier bespreken we gedempt wat te doen met deze onverwacht opgetreden situatie. We lopen nog wat rond in het gebied, misschien dat er nog meer gekkigheden spontaan beginnen te roepen: je wordt er wel een beetje overmoedig van merk ik. Een Kerkuil scheert in typische vlucht als een witte vlek vlak voor ons langs en verdwijnt links van ons weer in het zwarte gat. Welke soorten die Bosrietzanger verderop allemaal imiteert gaat langs me heen. De excursie naar het hoge noorden is geheel vergeten met deze ontzettend gave ontdekking. We besluiten onze nachtelijke tocht hierbij te laten, het is inmiddels tegen tweeën, morgen is er weer een dag.
Vanaf een stapel betonplaten, onder het schijnsel van de lantaarns op de Minervasingel, luisteren we nog een laatste keer. Het besef dringt binnen dat met de geluidsopnamen die we net maakten, dit waarschijnlijk het eerst gedocumenteerde geval voor de provincie Gelderland zal zijn. Daarnaast is de soort in heel Nederland behoorlijk zeldzaam, openbaar maken zal dan ook aardig wat mensen op de been brengen.
In de auto wegen we op weg naar huis dan ook telkens weer alle voors en tegens wat openbaar maken zou kunnen betekenen. Argumenten vóór zijn onder andere de verwachting dat bezoek door waarschijnlijk tientallen andere vogelaars wel goed zal gaan, zolang men maar op het brede zandpad blijft en men niet zal tapen, wat geheel niet nodig is. Voor stilhouden spreekt de angst dat men juist wel zou kunnen gaan tapen, vooral wanneer men ongeduldig wordt. Of zo dicht mogelijk willen komen voor die ene foto. Zeker wanneer het mannetje zich er langdurig thuis voelt en daarbij misschien zelfs een dame weet te strikken, zal bij vogelaars de sociale controle op elkaars gedrag verwateren. Een kleine meeweging is ook dat het gebied niet bepaald groot is: een rietkraag van ongeveer 40 meter lang, een paar meter breed en rondom benaderbaar. Men kan zelfs direct aan de waterkant komen tegenover de rietkraag (zie foto hierboven). Vogelaars zullen de ral zelf misschien niet direct verstoren, de broedparen Knobbelzwaan, Kuifeend, Dodaars en Grauwe ganzen lieten bij eerdere bezoeken in de maand wel luidruchtig weten directe aandacht niet te waarderen, met veel onrust op de plas tot gevolg. Uitwijkmogelijkheden naar een gelijkwaardig biotoop in de directe omgeving is er niet echt. Als Joost me op de hoek bij mijn straat af zet zijn we er uit: we maken het bekend, maar met nadrukkelijke voorwaarden: op het brede zandpad blijven en niet tapen!
Een proef in het vertrouwen in de medevogelaar wordt in werking gezet: een klein kwartiertje later staat een kort verhaaltje over onze ontdekking op Facebook. Zelf slaap ik door alle commotie licht en heb toch een aardige spanning over hoe dit ralletje zal gaan rollen.
Het is Frank Wagenaar die, door toevallig 's nachts Facebook te bekijken, als eerste op de hoogte is en gelijk dezelfde nacht om vijf uur het nog steeds kwekkende Klein Waterhoen al een bliksembezoek brengt.
De volgende avond staan zo'n vijftiental vogelaars al netjes op het brede zandpad te wachten wanneer ik tegen half elf vanaf de Minervasingel voor de tweede keer het braakliggende terrein naar het plasje over banjer. Vooral de mensen met een hoge positie in de Gelderse ranglijst zijn present, groepjes praten zachtjes bij met elkaar, soms kort stil vallend om te luisteren. Felicitaties over onze geweldige vondst nemen we, natuurlijk, trots in ontvangst. En verder is het afwachten, het enige wat nu kwekt zijn de lichtelijk gespannen wachtenden.
Ver in de schemer, een paar minuten na elf, begint ook het Klein Waterhoen voorzichtig zachtjes te kwekken. Het zijn vooral de mensen met óf een goed gehoor, óf de juiste plek die 'm als eerste weer opmerken. Na een klein uurtje is het register der verleiding geheel opengetrokken en klinkt vanuit de rietkraag voor ons het vragende smachten naar een vrouwtje over het terrein. Voor vrijwel iedere aanwezige, inmiddels zo'n 35 in getal, betekent dit een nieuwe soort voor Gelderland. Enkelen kunnen 'm zelfs aankruisen als nieuw voor Nederland. Als rond half één iedereen weer huiswaarts is, zijn de nacht en de stilte voor mij. Met volle teugen is het een dikke drie kwartier genieten van een zang dat jarenlang, als ware het dat oude cassettebandje, door mijn geheugen werd afgedraaid zodra ergens de 'aanknop' door de associatie 'goed biotoop' en 'Klein Waterhoen' werd getriggerd. Het is met voorsprong dan ook een ontdekking van een lastigere zeldzaamheid, waarbij de eerste seconden van de zang toch al genoeg waren om zeker van determinatie te zijn. Van deze vogel zijn verschillende geluidsopnames gemaakt, waaronder deze door Albert de Jong.
Dit geval is onder nummer 10299 bekend bij de CDNA, de Commissie Dwaalgasten Nederland Avifauna, inmiddels aanvaard van 19 tot 23 juni 2012 en opgenomen in de Dutch Avifauna.
Met het idee een beter beeld te krijgen van het terrein waar het Klein Waterhoen rondspookt, en wat mogelijk gevoelige plekken hierin zijn bij bezoek door (veel) vogelaars en fotografen, sta ik 21 juni wederom op het bekende zandpad. Dit keer in de vroege ochtend. Aan het eind van de ochtend fiets ik, door verbijstering en vol ongeloof, op de automatische piloot naar huis. Wat me nu is overkomen, dit verhaal wordt steeds gekker. Een tipje van de sluier loopt hieronder. krijgt vervolg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten