Met een neus als een lekkende kraan en opgezette keelklieren die voelen als wangzakken gevuld met eikels, een Eekhoorn zou er nog jaloers op zijn, heb ik me gisteravond al vroeg in de todden gewikkeld. Rond half acht krijg ik een whatsappie van vogelmaat Ronald Stolk, hij gaat morgen een rondje maken bij Arnhem. Ik had 'm al gemeld dat ik wilde aanzien hoe ik me zou voelen en zou dan eventueel meegaan. Rond kwart over negen wens ik 'm succes en probeer weer wat te slapen. Een paar minuten later krijg ik weer een bericht met de inhoud 'morgen willen Benny en ik om negen uur naar de Hop (foto van de ontdekker C. Heijmen)bij Weurt. Moeten wij je oppikken?'. Ik besteed er nog geen aandacht aan, te wappie van het koortsige. Het bekende kwartje komt tien minuten later echter keihard binnenvallen. 'Hop Weurt? Godverdegodver. Ja, pik mij maar op!'. Een Hop in de regio is sowieso bijzonder, een Hop zo laat in het najaar is ongelofelijk! Ik sla snel aan het rekenen: op de fiets ben ik sneller daar, het is maar tien minuten, dan dat zij met de auto door de stad heen mij eerst moeten ophalen. Nauwelijks later hangt m'n andere vogelvriend Benny aan de telefoon. Of hij mij, als ik zo ziek ben, écht niet moet oppikken. Het hoeft niet, ik zal me met zes lagen kleding behangen, maar we spreken af, dat als ik me 's morgens nog beroerd zou voelen, zij mij alsnog oppikken. Om zeven uur jengelt de wekker me wakker. Vlak er voor was ik al sluimerend wakker geworden, badend in het zweet. 'Dat zit goed' denk ik bij mezelf, die ziekte is grotendeels letterlijk en figuurlijk wel afgedropen, nadat ik snel een lichamelijke scan op mezelf had losgelaten. Gáán gaat het worden! Tijdens het aantrekken van een eerste laag thermokleding tik ik de computer aan, en check wat ook al weer de snelste route naar het Grote grindgat bij Weurt is. Vanuit Arnhem komt rond tien over half acht het bericht dat Benny en Ronald onderweg zijn. Zelf slobber ik nog een bakkie zwart naar binnen en hijs me in de rest aan kleren, waarna om zes over acht m'n fiets van de standaard gaat. Bloedwarm heb ik het als negen minuten later m'n fiets tegen een hek bij het grindgat aangaat en ik de uiterwaard in loop. Ondertussen krijg ik van Ronald via Whatsapp telkens zijn laatste positie door: 'Lent, brug, Waalkade'. Nog geen andere vogelaar te bekennen en rustig alle paadjes en grasvlaktes afzoekend loop ik naar de plek waar de Hop gisteren werd gevonden. Grauwe ganzen die er overnacht hebben vliegen op, nagefloten door een horde Smienten. Een Aalscholver trapt zichzelf halfvliegend naar een veiligere plek als ik langs een inhammetje loop.
Op de plek geen spoor van de fraaie vogel te bekennen. Misschien zit ie nog te slapen, ook zij mogen wel eens lamballen. Maar de Vinken, Koperwieken, Zanglijsters en mezen zijn al druk in de weer bij de bosjes langs het water. Rustig banjerend loop ik een rondje, en als ik m'n tweede rondje heb gemaakt, zie ik Harvey van Diek aan komen lopen. We spreken elkaar even 'nog niks', en hij sjokt langs de oever van het grindgat naar het westen. Zelf loop ik, met een weer iets andere route, nog een rondje om het bos. Aan de andere kant loopt Rob Felix, gevolgd door Benny en Ronald en verderop op de dijk parkeert Peter Hoppenbrouwers z'n fiets tegen het hek. Als we 'm nu niet vinden! Ronald, Benny, Peter en ik ouwehoeren wat met elkaar, Rob is de dijk tussen de Waal en het grindgat opgelopen, evenals Harvey, die al een stuk verderop struint.
Alsof er een Galloway brult, klinkt een lage diepe toon uit de verte, Rob zet 'm op het lopen. Bij ons groepje is er een paar seconden stilte, maar al snel dringt het besef door: Harvey heeft 'm! Ook wij draven in de richting van Harvey, oplettend of er geen enkelbrekende konijnenholen verborgen tussen de ruigte liggen. Aangekomen wijst hij de plek aan waar ie 'm had. Alleen, doordat hij omkeek terwijl hij ons riep, heeft hij de vogel uit het oog verloren. Op de plek waar de Hop zat is het benauwd leeg. Hij zal toch niet door het gebrul vertrokken zijn? Rustig lopen we de dijk af naar het westen. En dan ineens, op zo'n vijftig meter voor ons: 'daar gaat ie!' Als een dartelende vlinder. Of een dronken malloot, het is maar hoe je het wil zien, vliegt er een gevalletje roze met zwartwitte strepen over de dijk, eigenlijk tegen onze zin, iets té ver naar het westen. Gedwee hoppen we er achter aan. Harvey, iets vooroplopend, krijgt 'm ineens weer in beeld, achter een blauwe ton op de oever van het grindgat, zo'n vijftig meter verder. Als de rest arriveert is de Hop echter wéér niet te vinden. En ook dan vliegt hij plots weer op, om straf een flink eind naar het westen te vliegen. We kijken 'm verontwaardigd na: je kunt ook overdrijven. Met de groep doen we een laatste poging, maar ook nu speert de vogel al op flinke afstand voor ons uit, een Zwarte kraai doet er fanatiek een schepje boven op, en jaagt 'm nog een stuk verder. Nadat de duimen omhoog zijn gegaan voor een fotootje maakt de rest van de groep rechtsomkeer, Peter en ik besluiten nog verder te gaan zoeken. Ondertussen zijn we de hele dijk al praktisch overgelopen en bij de Steenfabriek aan de westkant van de plas aanbeland. Rustig babbelend lopen we richting steenfabriek, als vlak voor ons de Hop omhoog schiet en verderop onderin een boompje gaat zitten. Op grote afstand kunnen we de vogel een paar seconden bekijken, waarna deze weer opvliegt, en over de oeverwal heen binnendijks verdwijnt, het terrein van de steenfabriek op. Langs het met hoog prikkeldraad omgeven terrein staan bordjes met 'Streng verboden' en 'Gevaarlijk terrein', de aanwezige bouwvakkers nodigen helaas ook niet uit om stiekum even schijt te hebben aan de situatie. We zoeken, tevergeefs, vanaf het pad de weitjes en bosjes af. In de verte komt Menno Hornman aangelopen. Hij is, zo zal later blijken, nét een paar minuten te laat. Vanaf dit punt ziet het er hopeloos uit. Met z'n drieën lopen we over het waalstrandje verder, richting Staartjeswaard. Misschien is de Hop het terrein over gevlogen en zit ie verderop. Helaas. Ik stuur een sms naar de Mourikalertcirkel van de VWG Nijmegen dat we de vogel kwijt zijn. een telefoontje leert dat Erik van Winden inmiddels aan de zuidkant van het terrein aan het zoeken is. Uiteindelijk geven we het op, Peter is al terug gelopen, en Menno en ik volgen vlak er na. Op het Kleine Grindgat vliegt een Brilduiker op, een andere zit iets verderop, m'n eersten dit najaar in de regio. Met een goed gesprek struinen we richting de uitgang van het Grote Grindgat, waar Aart Vink en z'n vrouw net over de dijk aan komen wandelen. We leggen de situatie uit, onderbroken door een passerende Grote Gele Kwikstaart, en stappen dan op de fiets. Op de sluis van Weurt schiet een Groene Specht laag over de weg, wat ons de wenkbrauwen even doet fronsen van verbazing en na tien minuten schuif ik thuis achter het laatste bakkie koffie, welke nog in de pot was achtergelaten. M'n gevelkraan is opgehouden met lekken en de wangzakken zijn leeg. 'Hoppa' denk ik, is dat beest toch nog ergens goed voor geweest.
Alsof er een Galloway brult, klinkt een lage diepe toon uit de verte, Rob zet 'm op het lopen. Bij ons groepje is er een paar seconden stilte, maar al snel dringt het besef door: Harvey heeft 'm! Ook wij draven in de richting van Harvey, oplettend of er geen enkelbrekende konijnenholen verborgen tussen de ruigte liggen. Aangekomen wijst hij de plek aan waar ie 'm had. Alleen, doordat hij omkeek terwijl hij ons riep, heeft hij de vogel uit het oog verloren. Op de plek waar de Hop zat is het benauwd leeg. Hij zal toch niet door het gebrul vertrokken zijn? Rustig lopen we de dijk af naar het westen. En dan ineens, op zo'n vijftig meter voor ons: 'daar gaat ie!' Als een dartelende vlinder. Of een dronken malloot, het is maar hoe je het wil zien, vliegt er een gevalletje roze met zwartwitte strepen over de dijk, eigenlijk tegen onze zin, iets té ver naar het westen. Gedwee hoppen we er achter aan. Harvey, iets vooroplopend, krijgt 'm ineens weer in beeld, achter een blauwe ton op de oever van het grindgat, zo'n vijftig meter verder. Als de rest arriveert is de Hop echter wéér niet te vinden. En ook dan vliegt hij plots weer op, om straf een flink eind naar het westen te vliegen. We kijken 'm verontwaardigd na: je kunt ook overdrijven. Met de groep doen we een laatste poging, maar ook nu speert de vogel al op flinke afstand voor ons uit, een Zwarte kraai doet er fanatiek een schepje boven op, en jaagt 'm nog een stuk verder. Nadat de duimen omhoog zijn gegaan voor een fotootje maakt de rest van de groep rechtsomkeer, Peter en ik besluiten nog verder te gaan zoeken. Ondertussen zijn we de hele dijk al praktisch overgelopen en bij de Steenfabriek aan de westkant van de plas aanbeland. Rustig babbelend lopen we richting steenfabriek, als vlak voor ons de Hop omhoog schiet en verderop onderin een boompje gaat zitten. Op grote afstand kunnen we de vogel een paar seconden bekijken, waarna deze weer opvliegt, en over de oeverwal heen binnendijks verdwijnt, het terrein van de steenfabriek op. Langs het met hoog prikkeldraad omgeven terrein staan bordjes met 'Streng verboden' en 'Gevaarlijk terrein', de aanwezige bouwvakkers nodigen helaas ook niet uit om stiekum even schijt te hebben aan de situatie. We zoeken, tevergeefs, vanaf het pad de weitjes en bosjes af. In de verte komt Menno Hornman aangelopen. Hij is, zo zal later blijken, nét een paar minuten te laat. Vanaf dit punt ziet het er hopeloos uit. Met z'n drieën lopen we over het waalstrandje verder, richting Staartjeswaard. Misschien is de Hop het terrein over gevlogen en zit ie verderop. Helaas. Ik stuur een sms naar de Mourikalertcirkel van de VWG Nijmegen dat we de vogel kwijt zijn. een telefoontje leert dat Erik van Winden inmiddels aan de zuidkant van het terrein aan het zoeken is. Uiteindelijk geven we het op, Peter is al terug gelopen, en Menno en ik volgen vlak er na. Op het Kleine Grindgat vliegt een Brilduiker op, een andere zit iets verderop, m'n eersten dit najaar in de regio. Met een goed gesprek struinen we richting de uitgang van het Grote Grindgat, waar Aart Vink en z'n vrouw net over de dijk aan komen wandelen. We leggen de situatie uit, onderbroken door een passerende Grote Gele Kwikstaart, en stappen dan op de fiets. Op de sluis van Weurt schiet een Groene Specht laag over de weg, wat ons de wenkbrauwen even doet fronsen van verbazing en na tien minuten schuif ik thuis achter het laatste bakkie koffie, welke nog in de pot was achtergelaten. M'n gevelkraan is opgehouden met lekken en de wangzakken zijn leeg. 'Hoppa' denk ik, is dat beest toch nog ergens goed voor geweest.
hey remco, leuk geschreven! wist niet dat je tweede hobby schrijven is.
BeantwoordenVerwijderen