Door mijn gastreporter Humfree Gek wor ik er van. Zit ik weer eens op m'n terras, zijn er weer van die mensenwezens die met een uitgestrekte lege hand 'tsj tsj tsj' lopen te kwispelen. Wat heb ik aan een lege hand? Af en toe hebben ze daadwerkelijk iets te bieden, iets te schnabbelen. Vaker lopen ze zich gewoon een beetje aan te stellen. Om mijn aandacht te trekken. Alsof ik daar in trap.
Maar het heeft iets. Een beetje naamsbekendheid. Ooit heb ik, een paar weken terug, en nog niet zo goed in kwebbelen, iemand m'n naam toegelispeld. 'Humphrey' maakte die knakker er van. Bijna goed. Tis namelijk 'Humfree'. M'n ouders hebben me zo genoemd omdat ik vaak de neiging heb ergens in een hoekje te 'hummen'. 'In jezelf praten' of 'mijmeren' heet dat ook wel? In ieder geval schijn ik nu onder de naam Humphrey bekend te worden. M'n favoriete humhoekje is in ieder geval een heerlijk groen plekkie, net onder één of andere tafel waar mensen wel eens iets eetbaars op leggen. En mijn ouders weten dat dat hummen mijn 'ding' is en laten me daar volkomen vrij in ben. De naam 'Hum free' was dan ook een toepasselijke keus. Maar Humphrey luister ik ook wel naar hoor.
Mijn ouders, Nibor en Robin, hij Pools, zij Engels, leerden elkaar al vroeg in het voorjaar van 2009 kennen in hartje Nijmegen. Elkaar volkomen gevonden was de drang om verder te reizen danig verslapt. Alleen m'n moeder, niet bepaald een stadsvrouw, vond het prettiger om te verhuizen naar het buitengebied. Uiteindelijk vonden ze hun droomplek op de Wylerberg. Ze noemden het SOVON: 'Schitterende omgeving voor ons nest'. Mooi bedacht mag ik wel zeggen! Ik geloof dat de mensjes wel iets door hadden, ik zag ze later wel eens kijken vanachter een doorzichtige muur. Dat ze ook nog eens ons huis met borden bekend zouden maken was wel érg veel luxe! En toen kwam ik.
Ons huis is schitterend gelegen. Uitzicht over de polder en een heerlijk terras. Door het bos klonk het gerucht dat het tegenwoordig helemaal hip is om zo'n bandje om je poot te dragen van iets groots waar je bent geweest of waar je voor staat. Mijn ouders moeten er niets van weten, maar ja, ik wil natuurlijk niet onderdoen voor m'n vriendjes. Rem Koolmees en Heidi Heggemus waren er maar wat trots op. Drie augustus dit jaar was er weer zo'n evenement. Voor je door mag moet je eerst door zo'n soort fuik, waarna je gefoullieerd wordt. Deze keer zou ik het dan ook niet missen, om kwart over zes in de ochtend was ik er daarom ook al bij. En uiteindelijk heb ik toch zo'n grijs glimmend bandje aan m'n poot weten te bemachtigen. AN 74892 staat er op. Géén idee wat het betekent. Maar ik was er bij!
Tot heden kan ik wel stellen dat ik een mooie jeugd heb. Aan aandacht niets te kort. In de grote witte nestkast naast mijn huis zitten van die aardige mensen. Kom er graag over de vloer. Is ook een beetje luiheid. Waarom eten zoeken als ze het aanbieden. Tsja, heb wel geen, hoe noemen ze dat, 'interweb', maar bezorgen doen ze wel! En waarom dan moeilijk doen? Zo rond het hoogtepunt van de zon, 'pauze' noemen ze dat geloof ik, dan schuif ik altijd graag even aan. M'n vriendjes kijken me altijd vol bewondering aan, als ik weer tussen hun in ga zitten. Je krijgt toch een soort van status. En dat die mensen dan 'tsj tsj tsj' doen, ach, dat neem ik voor lief. Ze weten ook niet beter.
Ze worden altijd wel vrolijk als ze me zien. Een beetje een zonnestraaltje naast de tijd dat ze in hun nestkast moeten zitten geloof ik. 'Wat kleur naast ons donkere hok' hoor ik ze wel eens mompelen. Soms heb ik het idee dat ze me ook beter begrijpen. Dat ze luisteren naar me. Of er gewoon voor me zijn als het moet. Dat heb ik nog niet vaak meegemaakt. Met m'n ouders kan ik niet altijd goed over bepaalde dingen praten. 'Ach, je zit in je pubertijd' zeggen ze dan. Bij de mensen uit de nestkast voel ik me dan prettiger. Alsof ze ook begrijpen wat het is om opgesloten te zitten. Dat ik er gewoon mag zijn, zonder iets te hoeven zeggen. Dat is zo fijn op zo'n moment!
Het schijnt er bij te horen, het wispelturige van een pubertijd. Mijn ouders heb ik al een hele tijd niet gezien, spreek ze misschien nog wel een keer. Waarschijnlijk zijn ze al verhuisd naar een andere plek. Zolang ik m'n mensenvrienden kan blijven zien hoef ik niet weg. Het terras is toch een beetje m'n JOP. M'n vogelmaatjes willen er ook niet zoveel van weten. Die zijn ook vertrokken. Ach, zo gaat dat. Op 14 september had ik het toch wel een beetje te kwaad. Hoorde dat de mensen in de witte nestkast zouden gaan verhuizen. Uit onmacht ben ik naar binnen gevlogen. Jemig, wat zag ik er daarna uit! 'Tak' en 'tak' begrijp ik wel, maar 'IKEA', daar had ik nog nooit van gehoord. Dus ik vloog daarbinnen er zo tegen op! Compleet verfromfraaid hebben ze me eruit moeten halen en hebben ze me buiten op m'n plankie gezet. Wat voelde ik me ellendig! Zeker een paar minuten had ik nodig om bij te komen. Gelukkig werd ik goed opgevangen en had ik daarna een onderonsje met één van hun, die me een reikende hand gaf. Wat was het fijn om even een glimlach te zien. Ik snap het eigenlijk ook wel. Zij zijn anders. Misschien wil ik teveel bij hun horen. Maar ik geloof wel dat we beiden een beetje in hetzelfde, hoe noemen ze dat: 'trekdrang'? 'bootje'? Of 'schuitje', zitten. We willen niet weg. Maar uiteindelijk zal dat toch moeten gebeuren. Dat ik anders dan andere Roodborsten ben, dat heb ik inmiddels wel door. 'Je blijft toch onze zoon' zei m'n moeder nog, een laatste keer dat ik haar sprak. Jaja, dat zal wel. Alhoewel ik ook hoorde dat je je ouders later vaak toch weer gelijk moet geven. Zal wel. Tot die tijd blijf ik lekker op de koffie gaan bij mijn vrienden! En ik hou niet eens van koffie...
De volgende keer: onder andere de schaduwkanten van m'n leven...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten