Het was me gisteren niet eens direct opgevallen: bij het valideren(=controleren) van waarnemingen op Waarneming.nl kwam een foto van Robin Daalhuizen voorbij van een Pestvogel, zodat ik de waarneming makkelijk 'goed' kon keuren. Ook zag ik wel 'Gendt' staan, maar het kwam niet in me op dat dertien kilometer van m'n huis ook een dorp Gendt ligt. Dat het daar ook om ging zag ik pas later bij het bekijken van de waarnemingen op internet. Het was 22u. En ik werd plots wakker...fijn.
Een plan voor vandaag was snel gesmeed. Ik sprokkelde meer informatie bij elkaar, bekeek de straat op streetview van Google Maps (en zag zo waar de bessenstruiken stonden), berekende hoe lang ik er over zou fietsen, zocht op hoe laat de zon op zou komen en zette m'n wekker op een dik uur er voor. En sta er nog een kwartier eerder al naast. Een eerste Houtduif koert aan de andere zijde van de gesloten gordijnen, gevolgd door een roepende Merel en spoedig aangevuld met de eerste tinkelende en rinkelende Kool- en Pimpelmees. De zon zou nog niet opkomen. En zou dat zo te zien voorlopig ook niet doen: een dik pak mist lag voor pampus op de grond. Om kwart over zeven draai ik toch maar de straat op, door gemeen waterkoude mist ingesloten. Toch heb ik een grote glimlach op m'n gezicht (als waterkou tandglazuur zou kunnen breken had ze vandaag kunnen toeslaan). In de stilte van de zondagochtend zingen de eerste Vinken hun slagen, kent zowat elke straathoek wel een luidkeels zingende Heggenmus en beeld ik me in dat de Hout- en Turkse Tortels me vanaf de daken luidkeels de moed inkoeren: goe goe goe goe! (hun Engels is wat gebrekkig)
Op de Waalbrug hou ik even halt om te genieten van het schitterende beeld van groepjes meeuwen die voor me vanuit de mist opduiken en weer naar het westen verdwijnen. Bomen liggen met hun hoofd boven het witte dekbed uit. Een meeuw landt voor me op een lantaarnpaal, de vrij donkere mantel en het weinige wit in de handpennen doen me denken aan een Geelpootmeeuw. Alleen staat de meeuw met z'n poten in een oranje bad van lantaarnlicht. Het toeval helpt me gelukkig een handje: een minuut later floepen de lantaarns uit en zie ik de bevestigende gele poten.
Aan de overkant van de brug hobbel ik langs de fietstrap omlaag en rij de Waalbandijk naar het oosten. Er is geen hand voor ogen te zien. Behalve m'n hand dan. Vanuit de mist roepen ganzen in de waalstrang bij Lent. Een paar kilometer verderop sla ik de Defensiedijk in, welke door de Bemmelse Polder loopt. Rechts roept ergens een Rietgors. Ik probeer een beetje te oriënteren waar ik ben, door te letten op een fietspad wat haaks op de dijk ergens links moet beginnen. Dit is niet makkelijk, door het water én de kou in de lucht liggen m'n wimpers onder en boven in een innige omhelsing bevroren tegen elkaar aan. Het duurt langer dan verwacht en dan passeer ik 'm. Bijna aan het eind van de Defensiedijk liggen zes donkere bolletjes in een wei. Mijn gevoel zegt dat het geen molshopen zijn. Ik blijf een tijdje stil kijken, d'r gebeurd echter niets. Met de kijker is niet veel te zien, ik moet eerst een wak hakken in het ijs wat op de lenzen ligt. Tóch zijn het géén molshopen zweer ik bij mezelf. Tien stappen die kant op laat de molshopen verschrikt opvliegen en verderop landen. Zie nou wel: Patrijzen.
De grijns zit er nog steeds op als ik een Groene en Grote bonte specht hoor en ergens aan de andere kant van de Waal gaat zo te horen aan het kabaal een enorme groep ganzen de lucht in. Aan de westkant van Gendt sla ik even de dijk op en duik dan weer omlaag de 'Galgendaal' in. Nog nooit geweest, dus weer een leuke nieuwe ervaring. Ik ben blijkbaar iets te vroeg linksaf geslagen en kom daardoor op de Langstraat buiten het dorp uit. Gelukkig had ik de route ook via deze weg bestudeerd, na een paar honderd meter sla ik dan ook de Gildestraat in. Hier moet het gebeuren. Op de gemelde Pestvogellocatie herken ik de plek van streetview: de cotoneaster ligt er helaas Pestvogelloos bij.
Met de fiets aan de hand begin ik te 'cirkelen' door de wijk. Hondenuitlaters kijken me nog niet helemaal wakker aan, behalve een waarmee ik een gezellig praatje maak. Verspreid hangen Kramsvogels in de tuinen rond en wordt elke in een boom stilzittende Merel gecheckt: d'r zou eens een kuifje aanzitten. Kool- en Pimpelmezen zijn, net als Huismussen overigens, overal te horen. Op een fietspaadje sta ik een tijd stil bij een boom met bessen, als in de verte de lange gestalte van Erik van Winden aan komt fietsen. Gisteren had ik 'm ingelicht van mijn zoekactie en hij zou misschien ook nog komen. Apart van elkaar doorkruisen we alle paden en wegen in de wijk. Brandganzen vliegen roepend boven de wijk over. Na een tijd krijg ik een telefoontje van Erik dat hij naar een andere afspraak moet. Ik besluit nog even te blijven. Na een kleine tien minuten zie ik in de mist ineens iets herkenbaars boven in een boompje op dé plek zitten. Wel krijg nou wat. Snel loop ik die kant op en het wordt steeds duidelijker: na twee uur duikt ie plots op. Snel bel ik Erik, die gelijk omdraait. Ik maak met m'n nieuwe camera de eerste plaatjes en bedenk dat ik thuis toch maar eens goed de handleiding moet lezen. Erik laat 'lang' op zich wachten. Zo voelt dat altijd als je iets doorbelt en zelf bij een vogel staat: wanneer zou ie wegvliegen? Ondertussen word ik besproken door een aantal buurvrouwen die bij elkaar voor een deur staan. Ik bedenk hoe ik er uit zie in m'n dikke jas vanaf zo'n afstand. Het nummer 'Ich möchte ein Eisbär sein' schiet door m'n kop.
Uiteindelijk peert de Pestvogel 'm dan ook en over de huizen heen vliegend zie ik 'm verderop weer in een top landen. Hierbij hetzelfde gevoel. En als ik éven omkijk of Erik er al aankomt en me weer omdraai is de top leeg. Verdraaid! Vijf seconden (!) later zeilt Erik de hoek om. Ik vertel 'm het verhaal en dan komt de Pestvogel ineens roepend over. Dat was het dan. Samen zoeken we weer door de wijk in de hoek waar de Pestkop heen vloog, uiteindelijk moet Erik nu echt weg voor de afspraak. Ik blijf weer. Erik vertelde dat hij aan de zuidkant van Gendt ook het een en ander aan bessenstruiken had zien staan, zodat ik besluit daar te gaan zoeken. Ik wil net vanuit de Gildestraat de Langstraat oversteken, als ik 'm op de hoek van het kruispunt weer in een boom zie zitten. Waarna hij vlak erna verder naar het zuiden speert. Ik ga er in soortgelijk vliegende vaart achteraan en vind 'm weer in de top van een populier. En ook hier vertrekt ie weer te snel, met mij weer aan z'n staart hangend.
Een heel stuk verder vind ik 'm met geluk bij een pleintje weer. Hij zit niet in de top, maar er iets onder. Terwijl ik 'm zit te bekijken duikt ie plots omlaag, mijn kant op. Hij zeilt over me heen en neemt plaats in een rozenstruik aan de overkant van de weg, op een vijftal meters afstand. Hier zat ik dus op te hopen! Het is ineens niet koud meer, wie wordt nu niet warm van zo'n beauty! Ik blijf aan de overkant staan. De vogel slikt een bes weg en vliegt dan de boom naast me weer in, om hier van takken te knabbelen. Koolmezen zijn niet echt enthousiast met de Pestvogel en pesten de vogel. Als de exotische schoonheid nog een paar keer naar het struikje is gedoken heeft ie schoon genoeg van de mezen en vertrekt naar de andere kant van het plein. Het is inmiddels begonnen met regenen en vanmiddag wil ik vanwege de verjaardag van m'n moeder nog naar Enschede. De spullen gaan de fietstas in en rond elf uur trap ik op huis aan. In de Bemmelse Polder pik ik op de grote plas nog zes Bergeenden, Tafel- en Kuifeenden, Smienten, een Fuut en Dodaars en drie Nonnetjes mee.
Thuis bel ik naar m'n ouders in Enschede, met de vraag of 'heel misschien' m'n jongste broer Roland zin heeft me in Almelo van de trein op te pikken, zodat ik een bezoekje kan brengen aan de discutabele Siberische Taling, welke al een tijdje in de Gravenallee, zo'n drie kilometer vanaf het station, zwemt. Deze voor Nederland zeldzame eend is discutabel vanwege het feit dat ze wel in gevangenschap worden gehouden en dus ook kunnen ontsnappen, en ook de locatie, zo langs een druk bewandelde plek aan de rand van de stad, zorgt voor vraagtekens. Maar alla, het is een vogel, en die kunnen op allerlei rare plekken opduiken. Dit is dan ook een 'lijsttechnische' twitch: mochten ze 'm ooit als wild beschouwen, dan heb ik 'm. Roland wil me gelukkig wel ophalen. Om kwart voor twee stap ik op de trein. En wordt m'n dag nog leuker. Op de bank naast me zit een achtjarige of zo, die over z'n jongere zusje niet tegen z'n moeder zegt 'Shanaja is op mijn broodje gaan zitten'. Nee, het is 'Shanaja heeft mijn broodje verpulvert!!'. Ik krijg gelijk beelden van een zwaar aangeslagen krentebolletje voor ogen...Na aankomst in Almelo staan we binnen vijf minuten naast een kanaal, waarlangs een fietspad loopt met aardig wat zondagswandelaars. Twee mensen, waarvan ik door hun gooiende gedrag eerst vermoed dat het vogelaars met brood zijn, blijken vissers. In eerste instantie zie ik alleen Wilde en Soepeenden, Meerkoeten en een Fuut. Dan blijft m'n kijker hangen op de taling. Het is gezegd: een prachtig mannetje is het wel! Hij houdt me nauwlettend in de gaten als ik foto's maak. Passerende wandelaars hebben er ook weet van: 'die zit er al een tijd hoor' krijg ik meerdere keren gemeld. Bij het bekijken hoor ik achter m'n rug een wel heel bekend geluid: een Middelste bonte specht roept kwekkend vanuit het bos. Wat een heerlijk geluid is dat toch. Dat is wel heel mooi meegenomen!
Na een kleine twintig minuten geloof ik het wel en houden we het voor gezien. Via de provinciale weg rijden we op Enschede aan. Ergens halverwege slaan we de snelweg op en al kakelend, we hadden elkaar al een tijd niet meer gesproken, gaat het verder. Ineens vloekt m'n broertje op z'n 'Rolands', lichtelijk Twents nuchter: 'k*t, die afslag hadden we moeten hebben'. Ik schiet in een lachstuip, een blauw bord wijst Amsterdam aan. In een soort mega U-turn draaien we weer naar het noorden. Spoedig passeren we een knooppunt: bij Almelo! En we kunnen er niet af! Het wordt steeds leuker. Pas bij Rijssen hebben we een mogelijkheid. Ik lig helemaal in een deuk en bel naar Enschede dat het iets later wordt. Ik ben altijd gek op onverwachte wendingen aan het eind van een verhaal. Deze zag ik echter niet aankomen. Dat zal Roland nog vaak horen...
Omdat ik 'm zo fraai vind nog een Pestvogeltafereeltje. Het lijkt zo lief, maar ondertussen was dit vrouwtje Koolmees de ware pestkop...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten