maandag 20 mei 2013

Steltkluten in de Velperwaarden

Niet direct het weer om enthousiast je nest uit te rollen en op pad te gaan, de regio wordt nog steeds bedekt door een sluier van grauw en hoge luchtvochtigheid. Maar juist dit soort omstandigheden drijft trekvogels vaak naar de grond. Vliegen op zicht is dan minder makkelijk en regelmatig zie je dan allerlei onverwachte soorten, zoals zeevogels, naar beneden komen, om op lager niveau verder te gaan of ergens betere tijden af te wachten. Voor een vogelaar is het dan een leuke taak díe plekken te vinden waar ze lijken samen te scholen. De ene keer is ineens een gebied vlak bij huis een stelt- en strandloperparadijs, op een ander moment is het een ver-van-je-bed-show. Deze ochtend zijn niet de watervogels ons doel, maar de gister gemelde Buidelmees in de buurt van Zutphen. Een rietvogeltje die zelfs landelijk behoorlijk schaars is, op een paar gebieden na. Regionaal is het vaak een zaak van er tegen aan blunderen. Meestal zijn het dan ook nog eens overvliegers, een enkele blijft aan de grond en een hele enkele langer dan een dag. 

Tegen kwart voor negen parkeren we onder Zutphen boven op de dijk bij een kleine landbouwafrit die naar een strang loopt. Hierlangs ligt een bosje met wilgen en elzen, hier en daar zorgt de hoge waterstand voor een plasdras.  Door het natte gras lopen we stilletjes het gebied in en komen bij de plek waar de vogel is gehoord. Wat direct opvalt is het volledig ontbreken van riet en zogenoemde 'sigaren', een plant waar Buidelmezen vaak op foerageren en van het pluis hun fraaie hangende bolnesten fabriceren. Een dik uur loop ik verschillende keren het zelfde kleine rondje langs de wilgenopslag en de waterkant. De zingende Gekraagde roodstaart, Braamsluiper, diverse Tuinfluiters en Zwartkoppen en Tjiftjaffen worden één voor één opgemerkt tijdens het slenteren. Een IJsvogel speert over de slenk waar een paar Krakeenden heimelijk rondzwemt. Het ijle hoge 'siiii' van de Buidelmees laat zich geen enkele keer horen. Ronald begint er genoeg van te krijgen, niet geheel onlogisch, het water staat 'm aan de lippen. Langzaam is dit via z'n schoenen door de sokken omhoog gekropen. En als Ronald ergens genoeg van heeft is dat merkbaar. Rap loopt hij weer naar de auto, ik waag nog een, uiteindelijk kansloze, luisterpoging bij een wilgenstruweel. Bij de auto wijst Ronald op een gans ver op een akker. Kenmerken van een blauwe fase Sneeuwgans, dit soort ganzen is echter van zo'n slag waar ik geen seconden teveel aan wil besteden.

Langs de oostkant van de IJssel zakken we weer af naar het zuiden, regen zakt in dezelfde richting langzaam over de voorruit. Onderwijl de dorpen Toldijk en Achterdrempt voorbij gaan, wegen we onze kansen af. Bij Doesburg waait een ingeving binnen bij de gedachte de plas bij Voordrempt misschien te bezoeken. Bij het bekijken van de Witoogeend hier vorig jaar bleek dit een best interessant gebied. Maar het blijft een mijmering, een die later een behoorlijk wrange bijsmaak krijgt. En hoewel de Rijnstrangen een paar keer als optie voorbij komt, na Doesburg staan we ineens aan de Valewaard bij de Rhederlaag. Alwaar we een trieste lijst bij elkaar schrapen: een paar zingende Bosrietzangers, vier Visdieven en twee Oeverlopers. Daar zijn we dan, vanwege een dorpsfeest, kriskras voor door Giesbeek gekropen. De snelste route door het dorp bleek afgezet. Dan de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort maar afschuimen voor iets aardigs. Het begint hier leuk met drie Noordse kwikken op het slik. En hier eindigt het ook mee. De Kleine plevieren worden geteld en dan trekken we de conclusie dat het hoogst mogelijke wat er nu nog te scoren is, een kop koffie is. Thuis. 

Via de Gelderse Alert op Whatsapp komt tien voor drie het bericht door dat iemand twee Steltkluten had die zijn opgevlogen en naar noord verdwenen. Bij het plasje in Voordrempt! Snotverju! Luister dan ook naar je intuïtie Remco! Maar ze zijn weg, gelopen koers. Met een gerust hart kan ik wachten tot m'n ouders arriveren. Eens in de zoveel tijd komen ze langs om onze jonge dochter weer eens te zien en te knuffelen, vandaag is dat vanaf vier uur. 
En dan komt al om kwart over drie het volgende bericht: de Steltkluten zijn opgedoken bij het plasje in de Velperwaard, Erik Lam heeft ze daar zojuist  gevonden! Nu kan ik veel hebben, en van me afzetten, maar laat de Steltkluut nu net een van die soorten zijn waar graag een bezoek aan wordt gebracht. Voor het eerst heb ik dan ook echt te dealen met afwegingen en prioriteiten stellen als 'vader' zijnde, pfoei. Toch zie ik zelf de beren nog niet op de weg: het zou toch moeten kunnen een uurtje het veld in te gaan, zeker bij dit soort ontdekkingen? Desnoods gaat iedereen mee.

Er is nog een hoop te overdenken en overwinnen, zo wordt me duidelijk, zeker als me opvalt dat in de avond onwillekeurig de uren tot zonsondergang nauwgezet in de gaten worden gehouden en voortdurend mogelijke oplossingen  voor bij trekken. Uiteindelijk voel ik me zo geconfronteerd en opgelaten met deze specifieke situatie voor het eerst, dat ik, om te voorkomen een zeer onrustige nacht tegemoet te gaan, de knoop door hak en voorzichtig aan m'n vader vraag of hij misschien met mij bij Velp wil gaan kijken. 
Boven op de dijk staat nog een klein clubje mensen als we de auto onderaan parkeren. Met snelle pas wordt de dijk opgelopen, boven worden klassieke, grappig bedoelde opmerkingen als 'ze zijn net weg' genegeerd en binnen een paar tellen knikken twee zwartwitte vogels op hun prachtige lange rode stelten door het beeld. 

Wat een verademing om naar deze gracieuze vogels te staren! De onrust glijdt van me af, nú is er tijd voor een praatje met de twee laatst overgebleven mensen, voorzitter van de VWG Arnhem Raymond Schuurkes en zijn vrouw. Het is vooral m'n vader die, gelukkig, lekker wegkeuvelt met ze, zodat door mij stilletjes vanachter de telescoop de sierlijke bewegingen van de kluten door het lage water en de vegetatie er in, als mooie momenten in m'n geheugen worden geprent. Dat het meer dan zo maar twee Steltkluten zijn, laat zich zien in het agressief afpoeieren van anderen, zoals Tureluur en Kievit, die te dichtbij komen. Eerder vandaag, maar ook op latere dagen, blijken de twee regelmatig te paren. Het kan dus nog spannend worden wat ze verder in petto hebben met dit gebied. Helaas is de door hun verkozen plek een weiland met verhoogde waterstand. Na een aantal warme dagen droogt deze vaak vrijwel geheel op.
Na een half uur lange stelten kijken wordt de rest van het gebiedje ook snel afkeken, wat onder meer een adulte Lepelaar die zich poetst om netjes de nacht in te gaan, en een slobberende man Zomertaling oplevert. Behoefte nauwkeurig alles te bekijken is er niet, met de Steltkluten is de onrust verdwenen, nu wil ik weer naar huis! Ook als ik later lees dat bij de Hondsbroekse Pleij een Velduil is gezien, vlak nadat wij er waren, doet me dit niet veel. Tis gewoon geen Steltkluut 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten