vrijdag 23 februari 2007

Rondje hei, berg en bos

Vanochtend weer eens lekker vroeg op de pedalen gestapt met de gedachte de Middelste Bonte Specht van de Sint Jansberg te zien. Het is een prachtige ochtend en héérlijk hoe alles ’s ochtends weer zingt! Ik krijg er weer flink de kriebels van: Merels, Vinken, Zanglijsters, Goudhaantjes, mezen, prachtig! Bij het zweefvliegveld hangt mijn eerste zingende Boomleeuwerik weer dudelend boven het veld. Op Mulderskop even een rondje, kijken of de Klapekster nog ergens ‘toren wacht’. Groepjes Kepen trekken roepend richting noord, gevolgd door onzichtbare Veldleeuweriken en Sijzen. Opeens een bekend geluid, afkomstig uit de lucht ten zuidwesten van me: 'tierlieliedelie'. Ik zoek het ruim af, zie nog niets, maar weet het: Pestvogels! Dan ontwaar ik ze, vliegend boven het spoor aan de westkant van Mulderskop. Twee lichtgekleurde 'spreeuwen' lichten op in de ochtendzon. Ze laten zich nog een paar keer horen en met een grote boog keren ze ten noorden van Mulderskop hoog richting het noordoosten. Op de heide vliegt een groep van minimaal 36 Graspiepers op, blijkbaar overnachtende vogels, iets verderop roept een Roodborsttapuit. Bij de zingende Boomleeuwerik boven het kleine stukje heide voegt zich later een tweede zanger, al rondjesdraaiend binnenkomend uit het zuiden. Vlak nadat ik langs het spoor bij Molenhoek een roepende Appelvink inspreek op de telefoonrecorder (mijn manier van bijhouden) haal ik tegenover de ingang naar het jachtslot een vrij verse dode Eekhoorn van de weg, een automobilist heel even tot afremmen manend. Afgelopen tijd al meerdere actieve beesten gezien, een echte winterslaap zat er niet voor ze in deze winter.

Ook over de Mookerheide trek van Kepen, Veldleeuweriken en Sijzen, nog geen Roodborsttapuit. Via Molenhoek, waar ik in de Prinses Beatrixstraat nog een Appelvink meepik, fiets ik naar de Mokerplas. Bij het sluisje aan de Cuijkse Steeg stop ik, getriggerd door een vreemd geluid. Ik kan het niet plaatsen en vind niet gelijk wat. Het geluid lijkt uit een bosje op de kant te komen. Dan scheren twee IJsvogels over het water. Het geluid blijkt van hun afkomstig te zijn en te weerkaatsen door de sluisjes. Het is niet het bekende 'tiettiettie', maar minder scherp en af en toe lijkt er tussendoor gepreveld te worden. Druk roepend jagen ze achter elkaar aan rond de sluizen, af en toe zelfs over de weg, om dan weer uit te rusten in de struiken laag naast het water. Baltsen is ook zo vermoeiend! Zes Aalscholvers en vier Futen slaan dit tafereeltje vanaf het water gelaten gade. Bij het eiland in de Mokerplas duiken, verscholen onder overhangende struiken, twee paar Brilduiker en iets verder hoor ik weer dat voorheen onbekende geluid, nu wetend dat het IJsvogels zijn. Laag boven het wateroppervlak in een struik ontwaar ik twee oranje stipjes, af en toe van kleur verschietend naar fel kobaltblauw. Nóg een paartje! Vlak voor de brug schieten zeven Brilduikers op het water van de kant af, om, als ik gepasseerd ben, snel terug te zwemmen. Het haventje aan de zuidkant passeer ik langzaam, elke vogel op het water bekijkend, en hopend op de IJsduiker. Helaas. Wel weer Appelvinken, ditmaal drie in een boom, roepend en achter elkaar aan jagend. Ook hier trek van Sijs, Keep en Veldleeuwerik. Op het water flink wat Futen in diverse staten van opwinding en een bepaald niet schuwe Winterkoning komt luid roepend foeragerend tot anderhalve meter langs me heen getrippeld. Wat een schitterend beestje is dit toch eigenlijk! Twee mannetjes Wintertaling drijven vergezeld van een vrouwtje langzaam over het water naar het midden van de plas.

Via de Helweg fiets ik de St.Jansberg op. Een Groene Specht lacht me toe op de hoek van het bos aan het begin, terwijl een Geelgors in dezelfde boom er zingend probeert over heen te gaan. Immer onzichtbare Sijsjes zitten bovenin een Lariks. Uitstekend te horen, maar zijn het nu kegeltjes of Sijsjes daar boven in? De eerste Glanskoppen dienen zich roepend en zingend aan. Onderlangs De Diepen lopend, steek ik linksaf een smal paadje in. Na ongeveer vijftig meter houdt het paadje schijnbaar ineens op. Afgeleid door het lange roffelen van een Kleine Bonte Specht in de verte schrik ik me ineens het zuur. Op nauwelijks drie meter schiet ‘iets’ vanonder een braamstruik op: een gigantische beer Wilde Zwijn, ik gok zo tot borsthoogte reikend, schiet door het bos weg. Terwijl ik mijn hart rustig vanuit m'n keel probeer te laten zakken sta ik zwaar ontgoocheld om me heen te kijken, nog niet helemaal beseffend wat me nu overkwam. Ik zoek alvast een boom op waar ik in zou kunnen klimmen, zo dichtbij én hier had ik nóóit een Wild Zwijn verwacht. Maar de ‘vogel’ is gevlogen en met een 'hé, een Glanskop', probeer ik de draad weer op te pakken en loop verder naar het oosten.
Ter hoogte van de bosvijvertjes posteer ik me op een omgevallen boom halverwege een helling, de rugzak af, even lekker ontspannen. Hoopte ik. Ik word gans tureluurs van twee Grote Bonte Spechten die minutenlang golvend achter elkaar aan hetzelfde rondje vliegen door het bos boven de vijvertjes. In amper tien minuten tijd tel ik minimaal zes Grote Bonte Spechten in een klein stukje bos. Alles wat beweegt in de bomen wordt bekeken. En dan, terwijl ik een Grote Bonte bekijk, sneakt een rood puntje over een tak de kijker in. Ik weet het eigenlijk al gelijk en een seconde later sta ik te kijken naar een prachtige Middelste Bonte Specht op een eikentak. Terwijl ik de vogel volg, laat deze slechts een paar keer zacht z'n gaaienroep horen. De vogel zit in één van een drietal grote eiken die ten NO van de middelste bosvijver staan en als uiteindelijk de zon op de vogel valt, licht het lange rode petje knalrood op en kan ik vaststellen dat het om een mannetje gaat! Tussendoor hoor ik een paar keer een IJsvogel bij de bosvijvers. Na een flinke tijd de specht en zijn gedrag bekeken te hebben loop ik verder naar het oosten. Een Appelvink vliegt af en toe over, afgewisseld met cruisende Sijzen, terwijl de Groene Specht in opperbeste stemming is en het lachen niet kan laten.

Aan de oostkant van de Diepen aangekomen loop ik onderlangs terug naar de Helweg en maak een uitstap door de weilanden. Op twee plekken zingen Geelgorzen, en ik sta verbaasd hoeveel Buizerds op één moment langs de flank van de berg hangen. Ik kom tot minimaal tien, maar het vliegt chaotisch, bos in en uit. In de verte ontwaar ik een Buizerd met grote witte vleugelvelden. Even bekijken: 'Tsja' denk ik, 'lijkt ook zo op elkaar he', terwijl een Ooievaar het kijkerbeeld in cirkelt. Op de lucht lettend zie ik niet dat er een Waterpieper bij een nat stuk zit, die verschrikt opvliegt. In een houtwal tsjirpen Staartmezen en met de gedachte ‘houtwallen en mezen zijn áltijd interessant’, pluk ik niet veel later toch enigszins verbaast, want niet direct verwacht, een Tjiftjaf uit de struiken. Het roepje verraadt dat het de gewone is, en na de Tjif een tijd gevolgd te hebben richt ik me weer op de lucht en weet zo een Havik tussen de Buizerds vandaan te halen. Met de fiets aan de hand loop ik de Helweg door het bos naar het noorden af. Verscheidene Glanskoppen worden genoteerd, alle spechten bekeken en ook elke Boomkruiper wordt door de lens gehaald, je weet maar nooit. Aan de noordkant van de berg ga ik oostwaarts, tussen weilanden en De Diepen door. Een Appelvink, een Goudvink en een zingende Geelgors houden zich aan de rand op. Ter hoogte van de vijvers duik ik, hoe gemakkelijk door het rode petje, de Middelste Bonte weer op. Nu hoor ik 'm zachtjes, voor het eerst en laatst, één keer het kwek-kwek-kwek-geluid maken. De schitterende specht laat zich mooi bewonderen en verdwijnt dan langzaam en zwijgzaam richting oost door het bos.

Voor het eerst in m'n leven (Foei!), fiets ik het Reichswald in. Ik wil toch wel eens zien wat nu die grote groene vlek op de landkaarten inhoud. En verdwaal acuut. Dan torent de brandzuil ineens hoog naast me op en 'herken' ik de plek van kaarten. Nóg geen flauw idee waar ik me dan precies bevindt, maar 'soi', m’n coördinatiegevoel is tevreden. Geattendeerd door roepende Sijzen, stop ik en probeer weer eens het aantal te tellen. Dan hoor ik een trompetgoudvink-achtig 'hnk hnk'. Dan een keer 'klip': hé, Kruisbekken! Ze zitten echter achter de eerste rij bomen en krijg ze moeilijk in beeld. Het tweede geluid vandaag gehoord wat ik nog nooit eerder had gehoord. Ik moet ineens aan Witbandkruisbek denken, maar heb daar nooit het geluid ‘echt’ van mogen horen. De vogels 'klippen' nog een paar keer; het zijn toch echt Kruisbekken. Ik fiets door en met de links-rechts-tactiek sta ik ineens aan de Graftwegenerstrasse. Ook deze ben ik nog nooit helemaal over gefietst en eens moet de eerste keer zijn. Met moeite laat ik de Bruuk letterlijk en figuurlijk links liggen. Glanskoppen bij de vleet langs deze weg, de rest is rustig en ik besluit een keer linksaf te slaan. Hallo dorp De Horst! Ook weer eens met de fiets geweest. Door het kleine dorp heen beland ik al snel weer in de weilanden en ga zigzaggend door. In de verte zie ik een heuvelrug. ‘Als dáár de Duivelsberg ligt’, denk ik, ‘mag ik nog wel even’. Niet veel later besef ik mijn fout en kom er achter dat ik via Duitsland nu hard op weg naar Arnhem ben.

Linksom/rechtsom slaand rij ik later, terwijl het begint te regenen, het ‘gat’ Wyler binnen. Via de Grauwe Klauwierenhoek maak ik een rondje over de oostkant van de juiste stuwwal en steek later de grote straat over, richting Wylerbergmeer. De Middelste Bonte van de Duivelsberg zal wel zwijgen door de regen én ik ben al heel lang niet meer in de Ooijpolder geweest. Naast de sportvelden bij het Wylermeer weer Appelvinken, nu twee, en een hoop gekrakeel uit de bosjes is afkomstig van Spreeuwen en Kramsvogels. Ze zitten dichtbij, maar ik krijg ze niet in beeld. Makkelijker te tellen is de groep Ringmussen, Rietgorzen en Geelgorzen (zeker tien), die vanaf een akker in de struiken gaat zitten. Bij de St.Hubertusweg sla ik rechts af en bij de Leuthsestraat weer rechts. Een enorme groep van ongeveer 400/500 Kramsvogels zit ten zuiden van de weg in de weilanden, aangevuld met flink wat Spreeuwen. Het vijvertje aan de Wercherensedijk is leeg, een tweetal jongeren heeft de vistent opgezet en probeert wat binnen te hengelen. Het is vakantie geloof ik. Behoorlijk bekaf door het vroege opstaan, het fietsen door de heuvels en de regen zet ik toch nog even door langs de Kerkdijk. Twee Witgatjes foerageren bij een plas in het weiland en een eenzame Brandgans zit vlak langs de dijk tussen Kolganzen.

Door het dorp Ooij heen duik ik bij de Reomie weer de dijk op. Op de Bisonbaai is het rustig, drie Bergeenden vormen een hoogtepunt, terwijl aan de andere kant de Kleine Canadese Gans roepend de aandacht trekt. Aanvankelijk fiets ik er voorbij, een grijs puntje in een boom in de Groenlanden. Hm, reiger, boom, Groenlanden. Kwak? Terug. Stil zit een Blauwe Reiger op een hoop takken. Verrek, dat lijkt wel een nest! Het ís een nest! Zo bij mij bekend zou dit het eerste nest ooit (of lange tijd?) zijn. Vergenoegd met deze waarneming fiets ik door, de vaste Grote Zilverreiger van de Bisonbaai strang meepikkend en constaterend dat de Ooievaars weer paalzitten in de Groenlanden. De weilanden bij de Vlietberg staan weer onder water en met het besluit nu de eerste Grutto’s te ontdekken voor het werkgebied sla ik rechtsaf het paadje richting Vlietberg in. Een tiental Bergeenden zit verspreid over de plasdras en grote groepen Kok- en Stormmeeuwen worden nieuwsgierig bekeken op andere soorten. Dan meld mijn eerste Tureluur zich roepend aan. Helaas nog geen Grutto’s, en via de westkant van de Vlietberg, waar ik nog een passerende Grote Gele Kwikstaart inspreek, fiets ik de polder uit. Toch nog even zigzaggend door de besrijke wijken van Nijmegen (Pestvogels….) kom ik om vier uur thuis.
Even liggen hoor….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten